Het college van toezicht is een onafhankelijk orgaan van de Nederlandse orde van advocaten

Ontstaansgeschiedenis

Het college van toezicht is ingesteld bij een wijziging van de Advocatenwet. Die vloeit voort uit de Wet positie en toezicht advocatuur die op 1 januari 2015 van kracht werd (Stb 2014, 354).

Het ministerie van Veiligheid en Justitie startte in 2010 met voorbereidingen voor een vernieuwd stelsel van toezicht voor de advocatuur. Gelet op de bijzondere positie van de advocatuur in het rechtsbestel wilde het ministerie de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de advocatuur niet neerleggen bij een externe toezichthouder, maar bij een onafhankelijk orgaan binnen de Nederlandse orde van advocaten. Het feitelijk toezicht zou grotendeels worden uitgeoefend door de lokale dekens. Het onafhankelijke orgaan, bestaande uit niet-advocaten en benoemd met overheidsbetrokkenheid, zou verregaande bevoegdheden krijgen ten opzichte van de dekens en advocaten.

De Nederlandse orde van advocaten was van mening dat de overheid hierdoor een onaanvaardbare rol zou krijgen in het toezicht op advocaten. De NOvA achtte het voorstel in strijd met de onafhankelijkheid die advocaten moeten hebben ten opzichte van vele partijen, waaronder de overheid. Die onafhankelijkheid is in de Advocatenwet vastgelegd als een van de kernwaarden van het beroep. Een advocaat moet de burger een noodzakelijk tegenwicht kunnen bieden tegen de macht van de Staat. Daarom hoort de overheid geen rol te hebben bij het toezicht op de advocatuur, en moet de vertrouwelijkheid van cliëntengegevens gewaarborgd zijn.

Deze discussie leidde uiteindelijk tot de huidige situatie, waarin de lokale dekens de eindverantwoordelijkheid hebben voor het toezicht op advocaten. Het college van toezicht ziet als onafhankelijk orgaan van de Nederlandse orde van advocaten toe op de werking van het toezicht en de klachtbehandeling door de lokale dekens. Hiermee voldoet het nieuwe toezicht naar het oordeel van de wetgever aan de eisen van onafhankelijkheid, transparantie, uniformiteit en effectiviteit, terwijl de onafhankelijkheid van advocaten en de vertrouwelijkheid van cliëntgegevens blijven gewaarborgd.